Op 1 april was het dan zo ver! Eindelijk een blik _in_ het nieuwe sprookje
van Assepoester. Na de recent verschenen foto en de diverse updates van de
bouwrubriek op Eftelist begon ik toch wel nieuwsgierig te worden. Maandag
schreef ik al waarom ik niet zo ontevreden ben over Assepoester. Nu zal ik
schrijven waarom ik wél ontevreden ben over Assepoester.
Karel Willemen heeft met Assepoester stevig zijn best gedaan om een
sprookje neer te zetten dat aansluit bij het Sprookjesbos en alles wat
daar recentelijk aan is toegevoegd. Er zitten veel elementen in die we in
basis graag terug zouden zien in zo'n sprookje: De vertelling volgt min of
meer de verhaallijn van Grimm, zonder goede fee, en mét hulp van de
overleden moeder. Het decor is voorzien van veel beweging in de coulissen
en we hebben animatronics op ware grootte. Maar toch klopt het niet.
Het begint al aan de buitenkant, waar de overdreven scheef gezakte daken
niet aansluiten op de kaarsrechte, statige muren. Eenmaal binnen is het
eerst even zoeken naar een plaats om te kijken. Drie ramen geven uitzicht
op het tafereeltje, maar elk daarvan is onderverdeeld in kleine ruitjes.
Bovendien zijn de drie vensters gescheiden door grote, plompe zuilen.
Hierdoor is het zicht beperkt en kunnen nauwelijks meer dan 10 of 12
mensen hun neus zodanig tegen het glas gedrukt krijgen dat ze iets zien.
En dan blijkt vervolgens dat de mensen bij de eerste twee ramen alleen
uitzicht hebben op de achterkant van de prins. Slechts de 3 of 4 mensen
bij het laatste raam hebben een min of meer redelijk uitzicht op de
hoofdfiguren van het sprookje en een significant deel van het decor.
Als de show eenmaal begint is er een hoop beweging van duiven. Assepoester
zelf blijft helaas stil en behoorlijk donker. Dan begint de vertelling.
Het overbekende verhaal wordt van begin tot eind verteld door Assepoester,
terugdenkend aan haar ontmoeting met de prins in overdreven krampachtig
rijm:
"Het is alweer een poos geleê, maar nooit uit mijn gedachten
Dat wonderen de prins en mij voor even samen brachten
De prins had voor zijn bal genodigd, alle meisjes uit het land
Zo vurig hopend op de ware, die hij vragen kon, haar hand
Mijn stiefzusters, gevoed door hebzucht, waren er als eerste bij
En ik, de huissloof, mocht niet mee; moest poetsen want dát pastte mij
(Opengaande deur)
In koor: Assepoester
Zus: Zijn m'n schoenen al gepoetst?
Broer?: Nee de mijne
Zus: Eerst de mijne
Broer: De mijne
Zus: Schiet op, luilak!
Broer: Gana'tbaaal
Zus: Ja, we gaan naar't bal, ja, oho, en de prins ook, hohohohoho
Broer: Jjjjja.
(Deur slaat dicht)
Toen zij reeds naar het bal toe waren huilde ik bitter op moeder's graf
Een jurk van goud en glazen muiltjes waren wat háár goede geest mij gaf
Haar stem, zo hemels, sprak: "Ga snel, maar bij het schijnsel van de maan
Voor klokslag twaalven moet je vluchten, is het feest voor jou gedaan."
Ik bezocht het bal gelijk een dame. Hij vroeg mij ten dans, de prins.
Wij werden daar op slag verliefd. Verlegen, blozend enigzins
Toen plotsklaps, de klok sloeg twaalven, de betovering haast voorbij
Ik vluchtte weg van het bal, naar buiten, snel naar huis. Dag prins van mij
Al op mijn vlucht verloor ik daar mijn glazen muiltje bij het kasteel
De prins, hij vond het op het bordes, dit magisch, wonderschoon juweel
Door stad en land ging hij op zoek, naar mij, het meisje van zijn dromen
Slechts mij behoort het muiltje toe. Mijn tijd is nu gekomen"
Tijdens de vertelling gebeurt er helaas heel weinig met Assepoester zelf
behalve een spot die langzaam meer licht gaat geven. Wel gebeurt er van
alles om haar heen. De Grote Dikke uil (Oehoe++) draait zijn kop als er
iets bijzonders gebeurt. Wanneer halverwege de stiefzussen door een kier
van de deur schreeuwen kijkt de uil om. Ook zijn er gezichten in de balken
in de muur, zoals we ook kennen van Roodkapje en het Meisje met de
Zwavelstokjes. Deze gezichten zijn in rust (in slaap) en schrikken wakker
door de zussen waarna ze panisch met hun grote ogen rollen. Ook Oehoe++
kijkt op dat moment verschrikt om. Niet zo verwonderlijk, want het is
nogal een ruwe (maar welkome) onderbreking van de vertelling. Het is
alleen jammer dat één van de twee zussen vooral klinkt als een nicht.
Aangekomen bij de ontmoeting met de prins zwelt de spot op Assepoesters
gezicht aan. Een speeldoos, zoals we ook zien in het kabouterdorp, gaat
open en toont een miniatuurversie van Assepoester, dansend met een kleine
prins. Als de vertelling afgerond is zwelt de muziek aan tot Disneyaire
bombasticiteit. De prins schuift het glazen muiltje aan Assepoester's voet
waarna haar jurk wordt opgelicht door in de onderjurk verstopte
kerstlichtjes (?!?). Dan openen de deuren op de achtergrond en krijgen we
uitzicht op een diorama met een groot Disneyprinsessenkasteel waar een koets
naartoe rijdt. Dit wordt begeleid door een eclectisch geheel van duiven,
de glitterjurk, de oehoe en de bombastische muziek. Ook een klein
piepmuisje springt vrolijk op de maat van de muziek op en neer op een
stapel schoeisel en rechts bij het plafond duikt zelfs nog een eekhoorn op.
Al met al is Karel Willemen helemaal los gegaan. We zien veel elementen
terug uit Eftelingsprookjes en zelfs elementen uit andere parken. Het
lijkt haast een soort bewijsdrang of penisnijd, want alles aan Assepoester
is meer, groter, heftiger, zwaarder, glitterender en flitsender dan wat we
tot nu toe hebben gezien in het Sprookjesbos. Een nobel streven, maar
helaas slaagt Willemen er niet in om er één geheel van te maken. Veel
dingen zijn té erg geforceerd, te overdreven, of sluiten niet lekker op
elkaar aan. Het slot van het sprookje is bovendien veel te druk. Het is
het marionettenshow-equivalent van felgekleurde knipperlichtjes in je
kerstboom. Een kitchheid die het waarschijnlijk goed zou doen bij onze
oosterburen. Dat, gecombineerd met het feit dat er gewoon niet nagedacht
lijkt te zijn over de ramen, het opstapje en de lichtval (het houten
uitbouwtje en het gordijn bij de uitgang zijn niet voor niets op het
laatst nog toegevoegd), maken dit sprookje tot een heel stuk minder dan
het zou kunnen zijn.
Hoewel het veel erger had kunnen uitpakken (neem het nog immer
aanwezige treurige grapje van Vrouw Holle) bewijst het wel dat Karel
Willemen het inzicht mist om verschillende elementen samen te voegen
tot een goed geheel. Het zou misschien schelen als er een soort vormgevende
eindredactie was die de boel kon controleren en bijschaven, want hij lijkt
het zelfstandig niet voor elkaar te krijgen. Hoewel er best wat bijzonder
leuke details in zitten, ontstijgt het totaalplaatje, net als bij de
Vliegende Hollander, het niveau van middelmatigheid niet.
Het is niet verwonderlijk dat de vertelling van Assepoester niet zoveel
ontroering teweegbrengt als het Meisje, maar het is erger. Het roept
simpelweg geen verwondering op. De hele ervaring laat mensen koud, niet
alleen mij, maar veel bezoekers. Wie woensdag de reacties heeft gepeild,
heeft gemerkt dat men halverwege de voorstelling al begon te praten, soms
zelfs halverwege al weg liep, en redelijk neutraal en onaangedaan het pand
verliet. De meest gehoorde hardop uitgesproken reactie was 'Ik kan niets
zien'...