Aapjes op de fontein van Station de Oost. Als ik *iets* niet verwacht had,
dan is het dat wel! Maar toch, is dit de zoveelste Karel Willemen-blunder op
rij, of hebben we eindelijk eens te maken met een aardig idee van deze
gemiddeld genomen nogal talentloze ploeteraar? Ik meen dit laatste. Ik kan
me namelijk binnen de context van een nieuw Ruigrijk goed vinden in de
achterliggende gedachtengang. Ik zal dit proberen uit te leggen.
Het Ruigrijk lijkt met elke volgende update meer te transformeren tot een
omgeving die de gloriedagen van het vaderlandse kolonialisme doet herleven.
We zien het aan de overdadig aanwezige verwijzingen naar de VOC in de
Vliegende Hollander, een beetje aan de nautische strandjutterdumperij op De
Kombuys, en sinds deze winter ook aan Station de Oost.
Station de Oost straalt aardig de sfeer uit die zoveel koloniale bouwwerken
in de Oost hadden en hebben; in een omgeving van bijna oogverblindend
tropisch groen (ok, dat ideale natuurlijke decor ontbreekt in 't park
helaas) was een dergelijk, in herkenbaar westerse (neo-)stijlen opgetrokken
bouwwerk als een vertrouwd, bijna troostend ijkpunt voor de ver van "thuis"
verblijvende kolonisten. In een stoer station van een met bloed, zweet en
tranen aangelegde spoorlijn op Java of Sumatra kon men even de exotische,
snikhete malaria-waan van de dag vergeten en genieten van de betrouwbaarheid
van een op Europese leest geschoeide dienstregeling, een stevig, droog
gebouw, maar tegelijk ook gebruik maken van een maaltijd bereid met lokale
ingrediënten.
Tussen de omgevende regenwoudvegetatie; vervaarlijk, want duister, vreemd,
broedplaats van ziektes en giftige dieren, zal vaak genoeg de klank van
kleurige vogels en brulapen te horen zijn geweest. De aap is typisch een
dier dat met de tochten van de VOC bekender werd, ook hier in de zo nuchtere
Republiek. Aapjes bij draaiorgels, aapjes op populaire schilderijtjes van
tijdgenoten van vogelvirtuoos Melchior d'Hondecoeter, spreekwoorden rond
'brutale apen' en apen uit de mouw: allemaal vinden ze hun oorsprong in de
periode waar Station de Oost symbool voor staat. Het dier maakt deel uit van
de basisuitrusting van het tot in ons eigen land doorgedrongen exotische,
het oriëntalisme, het eeuwige 'Indië' dat we nu nog kennen uit zo veel
melancholische liedjes en dito romans.
Is het vreemd om een fontein bij een dergelijk koloniaal station te voorzien
van deze zo goed met de thema-materie te verbinden dieren? Nee. Zeker niet.
Ik denk dat de situatie zoals we die nu kunnen zien in Ruigrijk, met aapjes
die genieten van koel water en loeren naar de reizigers, hopend een vlug
hapje uit de stationsrestauratie mee te kunnen pikken, een realistisch
tijdsbeeld vormt. Maar dan nog: is het dan toch niet wat vreemd, zo'n sokkel
zonder beeld? Daar heb ik ook over nagedacht. In basis is dit wellicht wat
curieus. Voor mijzelf heb ik het recht kunnen redeneren. Immers, veel
Nederlandse kolonieën zijn veroverd op de Portugezen. En laat die Portugezen
nu bij uitstek fonteinenbouwers zijn, veel meer dan de Nederlander dat met
zijn koude thuisklimaat is en was. Stel dat deze fontein er al stond voor de
Compagnie zijn handelspost hier in de Oost wist te veroveren. Dan zal op
deze sokkel vast een door en door katholieke Portugese heilige hebben
geprijkt, ja, wie weet zelfs een Portugese vorst! De calvinistische
gouverneur uit de Republiek zal in beide gevallen het beeld omver getrokken
hebben, maar uit puur praktisch nut de sokkel gelaten hebben voor wat deze
was: een wat kaal decoratief element, ideaal als uitvalsbasis voor
ondeugende apen. Wachtend op de plaatsing van een brons van de Stedenmaagd
van Batavia. Maar daar hadden de altijd zuinige Hollanders nog geen cent
voor ingezameld natuurlijk.