Sinds de aankondiging van het nieuwe sprookjesboek zat ik halsreikend te
wachten op het moment van aanschaf. Het nu uit de handel genomen boek van
Martine Bijl heeft meer dan vijfendertig jaar in de winkeltjes van het park
gelegen als hét sprookjesboek van de Efteling, maar heeft die rol, wat mij
betreft, nooit goed genoeg op zich genomen. Zelf heb ik een versie liggen
uit 1988, de 14e druk. Het boek is sindsdien gekrompen in formaat,
illustraties zijn licht verplaatst, maar veel veranderingen heeft het nooit
ondergaan terwijl het park niet stil lag. Het schoorde daardoor altijd wat
aan het aantal sprookjes, voornamelijk sinds het Sprookjesbos de vele
uitbreidingen te voorduren kreeg. Martine Bijl wist zestien sprookjes te
schrijven en bewerken, enkelen zelfs zodanig dat ze niet meer te herkennen
waren als de versies zoals die in het park voorkomen (waaronder 'Vrouw
Holle' en 'De zes dienaren'). Het was geen slecht sprookjesboek, maar vanaf
het moment dat ik het boek in de kast heb staan had ik het gevoel dat de
Efteling een beter en dikker boek verdiende. Het boek was netjes
uitgevoerd, maar is nooit in een luxe uitvoering verkocht.
Het nieuwe sprookjesboek, dat de titel 'Sprookjesboek van de Efteling'
heeft, is met een harde kaft in blauw uitgevoerd en kent gouden
belettering. De oorspronkelijke tekening van Anton Pieck, die al op de
cover te vinden was van het allereerste sprookjesboek van de Efteling uit
de jaren '50, prijkt ook nu op de voorkant. De tekening had van mij echter
wel wat groter gemogen, maar ondanks dat lijkt de ondertitel 'Het
allermooiste sprookjesboek van de Efteling' wel op zijn plaats.
Ieder sprookje opent op een nieuwe pagina met een flinke kop. Vervolgens
een tussenruimte, waarna de tekst van het sprookje begint met een gekrulde
Efteling-E (in de vorm van 'Er was eens...', 'Er waren eens...', 'Er woonde
ooit...' etc.) en ieder sprookje kent ergens in de tekst een rijmpje of
liedje. De tekst in het boek staat in twee kolommen over iedere bladzijde
verspreid. De ruimte tussen de zinnen is groter dan voorheen, teksten zijn
in veel kleine alinea's gezet en lezen daardoor vlot. Het doel hierbij
lijkt om het voornamelijk leesbaar te houden voor de jonge doelgroep. Theo
meldde al eerder op deze mailinglist dat het jammer is dat de teksten geen
oubollige sprookjeszinnen meer hebben. Nu het boek gelezen te hebben
begrijp ik die mening, maar anderzijds vind ik deze nieuwe stijl ook zeker
niet mis. Het was eigenlijk wel fijn om de sprookjes zo gemakkelijk door te
kunnen lezen. Het boek is hierdoor ook toegankelijker dan het vorige.
In vergelijking met het vorige sprookjesboek is het nieuwe aantal van
vierendertig verhalen een enorme sprong vooruit. Niet alleen de
vijfentwintig sprookjes uit het Sprookjesbos zijn er in opgenomen, ook zijn
er sprookjes in gezet die een uitbeelding kennen op het Anton Pieckplein,
in het Efteling-museum en één verhaal dat we zelfs buiten de eigenlijke
parkgrenzen moeten zoeken.
Van de gebroeders Grimm zijn de sprookjes 'Assepoester', 'De wolf en de
zeven geitjes', 'De kikkerkoning', 'Vrouw Holle', 'Zwaan kleef aan', 'Hans
en Grietje', 'Doornroosje', 'Roodkapje', 'De Bremer stadsmuzikanten',
'Sneeuwwitje', 'De zes dienaren', 'Tafeltje dek je, ezeltje strek je',
'Raponsje', 'Repelsteeltje' en 'De ganzenhoedster'. Het enige sprookje in
het park waarvan de oorspronkelijke Perrault-versie wordt uitgebeeld is
'Klein Duimpje', dus die versie is ook in het boek beland. Van Andersen
zijn de verhalen 'De prinses op de erwt', 'De Chinese nachtegaal', 'Het
meisje met de zwavelstokjes', 'De nieuwe kleren van de keizer', 'De kleine
zeemeermin' en 'De rode schoentjes'.
Net als Martine Bijl deed, zijn er wat bewerkingen gedaan om de meest
gruwelijke elementen uit de sprookjes te verhullen. Zo snijden de zussen
van Assepoester geen tenen af en worden ook nu niet de voeten van Karen
afgehakt, maar dansen de schoentjes verder (ditmaal dan wel door een
toverlied). Zo zijn er ook voorbeelden van zaken die minder gruwelijk zijn,
maar net wat anders gaan. De stiefmoeder van Grietje speelt bijvoorbeeld
een belangrijkere rol dan voorheen. Doordat de heks Grietje doet denken aan
haar nare stiefmoeder is dat voor haar de reden om de heks in de oven te
duwen. In de versie van Martine Bijl was het nog een vooropgesteld
plannetje om tot actie over te gaan.
Een ander voorbeeld is 'De kikkerkoning'. Waar Martine Bijl nog de kikker
liet veranderen in een prins door een smak tegen de muur (zoals in de
originele Grimm-versie), daar is in het nieuwe boek gekozen voor de
klassieke kus. Deze versie moet het overigens eveneens doen zonder het
voorstuk over IJzeren Hendrik en hoe de prins een kikker werd.
Een minpunt is dan ook dat veel sprookjes zijn ingekort, meer dan in het
vorige boek is gedaan. Veel details worden weggelaten en soms worden hele
stukken overgeslagen. Een voorbeeld daarvan is 'Zwaan kleef aan': Zodra
Domoor de prinses heeft laten lachen wordt hij tot koning gekroond. In het
vorige sprookjesboek moest Domoor nog iemand vinden die genoeg honger en
dorst had om de kelder van de koning leeg te krijgen en de oorspronkelijke
versie van het sprookje kent zelfs een hele serie aan opdrachten voordat
Domoor de troon mag bestijgen.
Aangezien de Efteling voornamelijk bezig lijkt te zijn om sprookjes zo kort
en bondig mogelijk naar het publiek te vertalen in alle verschijningsvormen
in het park, leent een sprookjesboek zich bij uitstek om dieper op een
sprookje in te gaan en de oorspronkelijke, langere versie te ontdekken. Dit
sprookjesboek heeft echter duidelijk het doel om de verhalen in tien
minuten (voor) te kunnen lezen. Dat vind ik persoonlijk wel jammer.
Naast de bekende sprookjes van Grimm, Perrault en Andersen weten de
onbekende, speciaal voor de Efteling geschreven sprookjes van Bob Venmans
en Truus Sparla 'Het Stoute Prinsesje', 'Het Bruidskleed van Genoveva', 'De
Magische Klok' en 'De Stenen Kip' dankzij dit boek hun weg weer te vinden
naar de Efteling-bezoeker en zijn zelfs wat verlengd tot meer volwaardige
sprookjes. Uit de collectie verhalen die Martine Bijl schreef is alleen 'De
Tuinman en de Fakir' overgebleven. 'De Gouden Stemvork' is, ondanks dat het
sprookje wel als het sprookje van het Kabouterdorp in het park zelf wordt
erkend, afwezig en vervangen door een nieuw kabouterverhaal.
Uitbeeldingen uit het park die geen officieel sprookje kenden hebben een
nieuw verhaal gekregen: 'De Trollenkoning', 'Holle Bolle Gijs', 'De Draak'
en 'De Gekroonde Eend'. Deze verschillen met de eerder op lp of in boekvorm
verschenen sprookjes en zijn naar mijn mening ook beter geschreven. 'Klaas
Vaak' lijkt een verzonnen verhaal om de elementen in Bosrijk te verklaren,
maar kent ook eigenschappen uit de bekende verhalen over het zandmannetje.
Erg leuk zijn de vele verwijzingen naar de uitbeeldingen van de sprookjes
in de Efteling: de geitjes spelen ganzenbord, Krakeeltje waarschuwt oma, de
heks van Hans en Grietje heeft een zwarte kat en alle namen zijn de namen
zoals die in het park gehanteerd worden. Waar Martine Bijl nog schreef over
Hennie en Hanneke heten de dochters nu Rita en Mina en ook de dienaren
hebben hun oorspronkelijke namen terug, en worden bovendien allemaal
gebruikt in het verhaal. Voornamelijk de nieuwe sprookjes zijn helemaal
geschreven met de scènes uit het Sprookjesbos als uitgaanspunt. Vreemd is
dan wel dat er op geen enkele wijze wordt verwezen naar de duiven bij
Assepoester.
Dankzij de vlotte en luchtige manier waarop de sprookjes geschreven zijn
lijkt humor een grotere plaats te hebben ingenomen in de verhalen. Het is
meestal subtiel en daardoor zeker leuk en passend in de sprookjes verweven.
Het idee dat één van de appels aan de boom van Vrouw Holle rebels "Flauw
hoor!" naar Rita roept wanneer ze laat weten geen zin te hebben om de
vruchten te plukken bracht bij mij een glimlach op het gezicht.
Ondanks het feit dat het Sprookjesboek van de Efteling meer verhalen kent
dan ooit, blijft wel de vraag staan waarom er niet nog meer verhalen zijn
ingezet. 'De Gelaarsde Kat' is een voorbeeld van een sprookje dat zelfs op
twee locaties in het park is terug te vinden, maar niet is opgenomen in
het boek. 'Het lelijke jonge eendje' is net zo'n voorbeeld, dat dankzij het
bordje bij de Rode Schoentjes toch zijn aanwezigheid in het park bewijst.
Of wat te denken van 'De Rattenvanger van Hamelen'? Ondanks dat het
sprookje geen duidelijke uitbeelding kent in het park, zorgen de
aanwezigheid in het Diorama en de verschillende dvd's en cd's van de
Efteling waarop het verhaal is terug te vinden er toch voor dat we het wel
als een Efteling-sprookje kunnen zien.
Als we overigens verder kijken naar de sprookjes die zijn belandt op lp's,
cd's, dvd's of kleinere boekuitgaven, dan had het boek sowieso dikker
kunnen zijn. De lp-reeks uit de jaren '70 en '80 wist bijvoorbeeld ook het
Ballonnenvrouwtje, de Efteling-kabouter en de Ouden Marskramer een verhaal
te geven en dan hebben we het niet eens over de attracties in het park
gehad. Of het sprookjesboek beter af was geweest als Villa Volta en De
Vliegende Hollander er een plaatsje in hadden gekregen is natuurlijk maar
de vraag; het zijn strikt genomen geen sprookjes en waren wat misplaatst
geweest in een sprookjesboek, maar anderzijds had de Efteling ook een
dikker boek kunnen uitgeven met alle verhalen van het park er in opgenomen.
Persoonlijk vind ik dat een verhalenbundel flink wat ruimte op de
boekenplank mag innemen en dit was toch een unieke kans om een bijzonder
boek uit te geven met veel exclusieve Efteling-verhalen en -sprookjes, maar
de Efteling heeft er duidelijk voor gekozen om een bepaalde collectie in
het boek te zetten en eigenlijk valt over de gekozen vertellingen niet te
klagen.
Hoewel, het ontbreken van één bepaald recent Efteling-sprookje is wel zeer
spijtig. Een verhaal dat net zo goed in een Efteling-sprookjesboek
geplaatst hoort te zijn als 'De Indische waterlelies' of 'De magische klok'
is toch wel 'Het volk van Laaf'. Van alle sprookjes die speciaal voor of
door de Efteling zijn bedacht is dit misschien wel de bekendste, maar de
nieuwe sprookjesbundel moet het zonder doen. Het had het boek iets meer van
de Efteling van nu gemaakt. Een gemiste kans.
De tekeningen in het boek zijn een allegaartje van sprookjesillustraties
die Anton Pieck in de loop der jaren gemaakt heeft, in tegenstelling tot de
illustraties uit voorgaande sprookjesbundels. Sommigen komen uit 'De
Sprookjes van Grimm' en zijn gemaakt lang voor er sprake was van een
Sprookjesbos in de Efteling, in 1940 om precies te zijn. De inkttekeningen
zijn meestal wat misplaatst en onnodig, bijvoorbeeld bij 'De wolf en de
zeven geitjes' waar een inkttekening van een in de klok springend geitje
niets extra’s toevoegt, of de appel bij 'Sneeuwwitje'. Soms lijken de
tekeningen gekozen omdat men uit de Efteling-archieven niets kon vinden.
Veel tekeningen voor 'Klein Duimpje' of 'De Bremer Stadsmuzikanten' heeft
Pieck tenslotte niet gemaakt voor het park en voornamelijk 'Assepoester' -
nota bene het eerste sprookje in het boek - kent alleen inkttekeningen.
Deze situatie zorgt natuurlijk wel weer voor problemen: Er is sprake van
een glazen muiltje dat Assepoester verliest door te struikelen in de
vertelling zelf, terwijl de illustratie van Pieck een gouden muiltje toont
op een met pek besmeurde trap. De inkttekeningen lijken overigens opnieuw
met zwart zijn ingevuld en zien er dan ook beter uit dan ooit.
De meeste tekeningen komen echter gelukkig uit een Efteling-sprookjesboek
en zijn prachtig op kleur gebracht. Ik vind dat de makers daar wel een
pluim verdienen, want ik heb veel van deze illustraties nog nooit zo mooi
gezien. Het opkleuren is dan ook - op die van de tekening van de tovenaar
van de Magische Klok na die ik serieus te blauw vind geworden - bijzonder
goed gelukt. Tekeningen zijn in lijn van de tekstkolom geplaatst, maar ook
worden veel prenten paginagroot afgebeeld, de aquarel van 'De Indische
waterlelies' zelfs een hele spread.
Veel van het nieuwe materiaal bestaat uit ontwerptekeningen en hebben nooit
het doel gehad om als illustratie in een boek als deze te dienen. Het is
natuurlijk slordig dat er zo'n graai naar tekeningen is gedaan om pagina’s
op te vullen, maar voornamelijk onbegrijpelijk omdat het vaak niet nodig
was om de illustratie te plaatsen, want wat voegt een schetsje van de
kraaien op het dak van Doornroosje of een zijaanzicht op Roodkapjes gezicht
nu toe aan het verhaal? Enkele verhalen lijken ook wat chaotisch van wat
tekeningen voorzien te zijn die men voorhanden had, zoals bij 'De draak' en
'De kleine zeemeermin'.
Enkele illustraties zijn onjuist afgesneden, waaronder bij 'De stenen kip'.
Mogelijk dat een strenge deadline hier de oorzaak van is. Een beetje
slordig om te zien hoe hier en daar de handtekening van Pieck maar half
leesbaar is. Maar het dieptepunt op het gebied van de illustraties en de
opmaak vind ik wel de pagina’s van 'Vrouw Holle' en 'De zes dienaren'. Als
een werkstuk dat ingeleverd wordt door een kind van 12 zijn de illustraties
als stickers tussen de teksten gezet en het is vooral zo bizar dat men de
tekeningen uit de put en de plateaus aan de muur van het horecapunt
Kogeloog heeft genomen, en niet de echte sprookjesboekillustraties. Van een
tafereeltje als een kussenuitkloppende Mina boven een sneeuwlandschap weten
ze wel een dienblad te maken, maar voor het doel waar Pieck het voor
gemaakt heeft gebruiken ze het niet.
Enfin, ondanks enkele slordige fouten is het 'Sprookjesboek van de
Efteling' de ondertitel van allermooiste sprookjesboek wel waard en vind ik
het zeker een niet te missen object in de verzameling en tevens als
algemeen sprookjesboek voor de kinderen of sprookjesliefhebber een
aanrader. Ik heb het toch met plezier gelezen en zal dat in toekomst nog
zeker vaker doen, al was het maar omdat de verhalen meer Efteling-gevoel
uitstralen dan alle Sprookjesboom-producten bijelkaar.