Van grauwvuur tot schachtbok: themabezoek mijnen van Genk en Beringen
Waerde Eftelisten,
Met de berichtgeving rond een mogelijk kolenmijnbouwthema voor de B&M
'Dive Coaster' van 2015 in het achterhoofd, besloot de redactie van
Eftelist dat het de hoogste tijd was om wat dieper in die materie te
duiken. Want kolenmijnbouw, en dan met name in een West-Europese
context, wat wil dat nu precies zeggen qua mogelijke thema-elementen,
qua bouwvorm, qua afwerking en materiaalgebruik? En welke geschiedenis
kan de attractie gaan weergeven?
Nederland heeft zelf natuurlijk een sterk kolenmijnverleden in
Zuid-Limburg, waar op 31 december 1974 de laatste vracht steenkolen
omhoog werd gehaald voor de mijnen (vooralsnog defintief?) werden
gesloten wegens een inmiddels economisch onrendabele exploitatie. In
Zuid-Limburg is het merendeel van de oude mijngebouwen en -constructies
vlak na het sluiten helaas gesloopt om plaats te maken voor woningbouw
of bedrijventerreinen. De Oranje-Nassaumijn I in Heerlen is één van de
weinige overgebleven mijngebouwen met een bewaarde schachtopbouw. In
België echter, is veel meer van het kolenmijnbouwverleden behouden. Niet
zo heel ver over de grens zijn zeer compleet bewaarde complexen van het
zogenaamde Kempens Steenkoolbekken te bezoeken, die ook veel later pas
hun activiteiten staakten.
Eftelist bracht op zondag 15 juni een bezoek aan Genk en Beringen in de
Belgische provincie Limburg. In Genk bezochten we de voormalige
steenkolenmijn van Winterslag die sloot in 1988. Later op de dag
brachten we een bezoek aan de mijn van Beringen, die zelfs tot 1989 in
bedrijf is geweest. In Efteling-tijdslijnen gezien, draaiden deze enorme
industriële complexen dus nog volop productie terwijl menig Efteling-fan
genoot van nieuwe attracties als de Trollenkoning of Monsieur Cannibale;
zo lang geleden is dat allemaal niet eens dus.
De mijn van Winterslag is inmiddels volop in ombouw tot één van die
hippe 'creatieve hotspots' die op veel plaatsen ontwikkeld worden in
voormalige industriële zones. In eigen land denk ik dan aan bijvoorbeeld
Strijp S in Eindhoven (waar ik zelf in een oude radiofabriek uit 1926
woon) of de Westergasfabriek in Amsterdam. In Genk is het
transformatieproject "C-Mine" gedoopt, waarbij de C natuurlijk staat
voor creativiteit. Op het terrein van de steenkolenmijn zijn vrijwel
alle oude gebouwen, met fraaie baksteengevels en her en der zelfs een
torentje, behouden. Meest opvallend echter zijn de twee "schachtbokken"
van 45 en 72 meter hoogte. De imposante stalen constructies hesen op
hoge snelheid mijnwerkers naar beneden en steenkolen naar boven. Qua
hoogte-indruk voor de Efteling-coaster is zelfs de laagste van de twee
bokken nog wat aan de hoge kant, maar vooruit: het geeft een indruk van
hoe een toren met duikeling eruit zou kunnen zien.
Binnen het concept C-mine is in Genk onder andere een theaterzaal en
grote bioscoop gerealiseerd. Rondlopend over het terrein, dat qua
gebouwen dus nog authentiek is maar verder wel volledig opgeschoond is,
krijg je een aardige indruk van mijnbouwarchitectuur. Een bezoek aan de
voormalige energiehal biedt een blik op een prachtige dakconstructie en
dito tegelvloer en -wanden. Veruit het meest interessant echter is hier
de C-Mine "expeditie", een splinternieuw en grotendeels ondergronds
creatief parcours dat de zintuigen van bezoekers prikkelt op heel
verschillende manieren. Door af te dalen in de inblaas- en
afzuigschachten van de oude mijnventilatie (inclusief zicht op de enorme
oude afzuiginstallatie) kom je in een verbindingsgang tussen de twee
schachtbokken. Moderne kunstenaars hebben hier, met allerlei aspecten
van de mijnbouw als inspiratiebron, werken gerealiseerd die je stuk voor
stuk kunt bekijken in de wat mysterieuze en klammige gangen. Zo kun je
zelf een soundmix maken en ondergaan van luide maar toffe
mijnbouwgeluiden, kun je zien hoe snel een mijngasexplosie (of
"grauwvuur") om zich heen grijpt middels lichtflitsen, en kun je in een
soort superperiscoop een blik werpen op bijna honderd jaar
mijnbouwgeschiedenis in Genk. Tot slot is een bezoek aan de top van de
hoogste schachtbok mogelijk. Dit laatste geeft je, naast de nodige
traplooptraining en hartkloppingen, een heel fraai uitzicht over de
omgeving, waarbij de andere steenkolenmijnen van Limburg stuk voor stuk
onmiskenbaar zijn aan de horizon, door hun eigen schachtbokken maar
vooral hun steenafvalbergen of "terrils". Zeer bijzonder, die
gigantische molshopen in het verder zo vlakke landschap! Het geeft je
meteen een indruk van de onvoorstelbare omvang van de ondergrondse
activiteiten in deze hoek van Belgisch en Nederlands Limburg.
Na C-Mine werd het tijd voor Beringen, een half uurtje verderop; ooit
een vergelijkbare grote steenkolenmijn, maar nu een heel andere
ervaring. Waar de mijn van Winterslag in Genk behoorlijk herontwikkeld
is en in het teken staat van een nieuwe rol van het geconserveerde
erfgoed in het heden, is in Beringen het museale aspect veel
belangrijker. De mijn van Beringen is nog vrijwel volledig intact, en
het is aan alles duidelijk dat de exploitant, "Société anonyme
Charbonnages de Beeringen", in 1989 de schachten heeft volgestort, de
deuren op slot heeft gedaan en de poorten heeft gesloten, maar men
verder niets heeft veranderd. Fantastisch! Tussen hoogopgeschoten
onkruid staan machines, treintjes en materialen klaar alsof ze slechts
wachten tot de staking voorbij is en de volgende groep kompels weer
bikkelhard aan de slag gaat op honderden meters diepte onder het groene
Limburgse landschap. De mededelingen van de OR hangen letterlijk nog op
het prikbord.
Op het terrein van de mijn van Beringen, vlak bij de poort, is het
Vlaams Mijnmuseum gevestigd. Het museum geeft een indruk van de
geschiedenis en operatie van de Vlaamse mijnbouw in de actieve periode
tussen ongeveer 1905 en 1992. De Eftelist-redactie heeft het museum
echter (tot onze schande) links laten liggen, omdat we juist in Beringen
waren op één van de tweewekelijkse "mijnzondagen", waarbij niet alleen
het museum, maar ook het hele industriële complex te bezoeken is. Op
deze mijnzondagen openen stoere en toffe oud-mijnwerkers de deuren van
de gigantische maar inmiddels al een beetje vervallen gebouwen op het
terrein, en lopen in kleine groepjes met bezoekers het parcours dat een
mijnwerker vroeger ook liep tijdens de dagelijkse ochtend-, middag- of
nachtshift. Van betaalzaal (compleet met mooie loketjes) en ruimte met
kledinglockers, tot de honderden douches, massale mijnlamp-uitgifte,
opstelzaal per ondergronds treintje en de plaats waar je als harde
werker in minder dan een minuut tot 800 meter diepte moest gaan afdalen:
de mijnschacht onder de schachtbok. Al met al zeer indrukwekkend, en
buitengewoon interessant!
Tijdens de tour was er veel aandacht voor de essentiële processen en
achtergronden van de mijn; de tientallen (strenge) veiligheidseisen
waarmee gewerkt moest worden om het gevaarlijke beroep een beetje onder
controle te houden, en de manier waarop de steenkolen in het zware maar
mooie proces bovengronds gebracht werden en werden "gewassen" om ze te
splitsen van het waardeloze steenafval dat op de naastgelegen terril
terecht kwam.
Natuurlijk was het de Eftelist-redactie ook te doen om mogelijke
thematische elementen die straks terug zouden kunnen gaan komen in de
attractie. Een Kaatsheuvels lampenzaal(tje), wellicht nog niet eens 10%
van die in Beringen, waar mijnwerkers hun herladen accu en lamp kunnen
ophalen? Wellicht een gang met fraai wit of bordeauxrood betegelde
douches om de associatie met vuil en zwaar werk te versterken? Het
grijs-grauwe, volop geklinknagelde staalvakwerk van schachtbok of andere
draagconstructies? De mooie halfronde baksteenbogen die muren en ramen
van de grote gebouwen een eigen tijdsbeeld en zelfs een bepaalde vorm
van architectonische intimiteit geven? Duidelijk is in elk geval dat de
de geglazuurde tegel niet mag ontbreken, al was het maar omdat "...die
hippe Hollanders nu allemaal wel die oude mooie tegels willen kopen",
volgens mijngids 'Michel' dan tenminste. Op basis van de rondleiding en
uitleg kunnen we in elk geval concluderen: één schacht is geen schacht,
want elke mijn heeft tenminste een plaats waar frisse lucht de gangen in
wordt geblazen, en een tweede plaats waar deze weer wordt afgezogen. Let
daar dus op, Efteling!
De fascinerende rondleiding werd onderbroken voor een rit in een oude
mijntrein. Niet dat wild-wild-west Big-Thunder-Mountain-type, maar een
stevig grotendeels overkapt kleine stalen voertuig in opvallend
veiligheidsgeel. Tof en krap, rammelend en knarsend in de wringende
rails: het geeft je een mooi beeld van de lange en lawaaierige tocht van
schachtlift naar daadwerkelijke werklocatie onder de grond, tot soms
vele kilometers verderop, diep, diep onder de grond.
Na afloop van de rondleiding door het schitterende complex werd er nog
een bezoek bedacht aan de "ondergrondsimulatie", een nagebootst geheel
in de kelders van één van de gebouwen op het terrein dat juist dat
belangrijke aspect van de mijn laat zien dat niet meer zomaar te
bezoeken is: de ondergrond in de Kempische steenkoollaag met al zijn
ontberingen, stof, gevaar van gas en explosies, maar ook van de mooie
saamhorigheid tussen de kompels. Gids Michel toonde en demonstreerde de
schudgoten, de panzers, de boorhamers en persluchtsystemen. Aan
oorverdovend kabaal geen gebrek; daar kan straks geen B&M of schreeuwend
publiek tegenop. Wat achterblijft na een bezoek aan Beringen is in elk
geval een zeer volledig en indrukwekkend beeld van een tijd die niet
eens zo ver achter ons ligt, die een vleugje onmiskenbare
arbeidsromantiek combineert met de harde realiteit van stoflongen en elk
jaar wel een dodelijk ongeluk. En een beeld van een stoere architectuur
die de Efteling een rijke thematische ondergrond biedt om uit te putten
voor de ontwikkeling van haar "Attractie 2015". Als er her en der wat
bezoekjes aan Beringen of Genk op het programma van de Gildehuis-kompels
hebben gestaan moet het goed gaan komen zou je zeggen. En die
oh-zo-geliefde tegeltjes, bestel die maar vast!
Meer informatie over het bezoeken van beide voormalige steenkolenmijnen,
iets dat ik absoluut kan aanraden, is te vinden op: